Spiegelbeelden

Het is warm in de sportschool, de zon heeft de hele dag op het hoge platte dak staan branden. De parkeerplaats staat vol met auto’s, de fietsenstalling is druk bezet. Je zou ze op het strand verwachten op een dag als vandaag, de mensen binnen, het resultaat van hun winterse inspanning etalerend – het resultaat van vele jaren, te oordelen naar het fysiek van sommigen. Misschien zijn ze nog niet tevreden.

Aan de wanden hangen grote spiegels waarin ik naar mezelf kijk. Waarin iedereen naar zichzelf kijkt, en soms met een scheef oog naar een ander.

Ben ik tevreden? ‘Je biceps klappen uit elkaar,’ zei een vriend laatst toen ik met een halter bezig was. In de spiegel keek ik naar de gezwollen ader op mijn bovenarm. Ik zag hoe de spier een bal werd telkens als ik mijn onderarm omhoog bracht, zag hoe de stof van mijn shirt de ronding van mijn borst volgde. Toen ik vier maanden geleden begon met trainen schaamde ik me ervoor om mijn eigen lichaam zo openlijk te bestuderen. Nu schaam ik me alleen nog om het op te schrijven.

Spiegels zijn huichelaars, wend je af en ze lachen je uit. Het beeld dat ik van mezelf heb is me door vele spiegels ingeprent, maar zelden zie ik dat beeld op foto’s terug. Op foto’s zie ik een tweelingbroer waar iets mis mee is, ik weet alleen niet precies wat. Vooral op foto’s waar hij zich niet bewust lijkt van de aanwezigheid van de camera, lijkt hij niet op mij, op de ik in mijn hoofd. Hij ziet er meer ontspannen uit dan ik, wat minder zelfbewust. Hij lijkt op iemand die op een mooie dag door de duinen zou gaan lopen, op strand zou gaan liggen. Op iemand die niet naar een sportschool gaat.